De bevrijding van Vlissingen
Tekst F. Van Sabben
Toen op 10 mei 1940 de radio het ontstellende bericht bracht dat de Duitse legers zonder voorafgaande oorlogsverklaring ons land waren binnengetrokken, konden wij dit als vredelievende Nederlanders haast niet geloven en niet vermoeden welk een leed ons volk te wachten stond. Lang zou die strijd om ons geliefde Vaderland niet duren. Slechts 4 dagen, want op 14 mei kwam reeds het bericht dat ons leger voor het grootste gedeelte had gecapituleerd.
De ongelijke strijd was ten einde, alleen in onze provincie werd die strijd nog voortgezet, doch ondanks buitenlandse hulp, waren de troepen gedwongen zich terug te trekken via de Westerschelde in de richting van België. Zo was de algehele bezetting van ons Vaderland een voldongen feit geworden.
De Duitsers waren heer en meester in ons land en langzaam maar zeker zijn zij van dat heer- en meesterschap een dankbaar gebruik gaan maken, mede met de hulp van vele collaborateurs en verraders. Velen, hoewel overigens goede Nederlanders, lieten spoedig het hoofd hangen en verloren alle hoop, doch gelukkig waren er ook velen anderen die dit niet deden.
Onder deze laatsten waren er die al spoedig plannen beraamden om tot verzet te komen, althans om hiervoor voorbereidingen te treffen. Dezen waren de vaste overtuiging toegedaan, dat het slechts een tijdelijke bezetting zou zijn, het onrecht zou nooit zegevieren, eenmaal zouden de Hunnen (Duitsers) weer uit ons land worden verdreven.
Enkelen van deze optimisten kregen contact met elkaar en er werd zodoende een kern gevormd die dit verzet zou organiseren. Niemand had kunnen vermoeden dat deze ondergrondse werkzaamheden voor Zeeland ruim 4,5 jaar zouden duren, voordat tot daadwerkelijk verzet zou kunnen worden overgegaan.
Dolle Dinsdag
Slechts in één geval kon hierop een uitzondering worden gemaakt. Op 5 september 1944, op dolle dinsdag, leek het wel of het einde van de Duitse overheersing was gekomen. Zij waren hun hoofd kwijt geraakt en toen gebeurde het dat reeds vroeg in de morgen enkelen van de ondergrondse verzetsbeweging mij een bezoek brachten en meenden dat nu de tijd gekomen was om tot openlijk verzet over te gaan.
Na onderling overleg werd besloten dit niet te doen om onnodig bloedvergieten te voorkomen. Wel werden enkele belangrijke opdrachten tot uitvoering gebracht, met gunstig resultaat.
Het zou spoedig blijken, dat het een onherstelbare fout zou zijn geweest indien tot geweld was overgegaan. Op de NSB’ers, Landwachters en overige satellieten (Duitsgezinde personen ) had deze Dolle Dinsdag een geweldige uitwerking, want dezen verlieten Vlissingen met achterlating van al hun bezittingen en eretekens, die zij in deze oorlogsjaren voor hun belangrijke “diensten”, de lande bewezen, hadden verworven.
De rust keerde spoedig weer, met als uitwerking, dat de Duitsers hun zelfbeheersing herkregen en opnieuw begonnen met dreigingen, vorderingen en straffen op te leggen: kortom, de terreur nam opnieuw een aanvang.
Vlissingen tijdens de bezetting
Het was voor de Vlissingse bevolking weer een nieuwe kwelling en velen zagen met een bang hart de komende gebeurtenissen tegemoet. Vlissingen, dat in die 4,5 jaar van bezetting toch al zo veel had geleden, een stad die een mooie toekomst tegemoet scheen te gaan, zag zich steeds kleiner worden, enerzijds door de vele bombardementen, waardoor gehele stadsdelen werden verwoest, anderzijds door afbraak op bevel van de Duitsers.
De vernieling werd steeds intenser, mede door de bouw van de vele bunkers en het omhakken van de bomen in de straten. Tenslotte kwam hier nog bij het onder water zetten van Walcheren door de Geallieerden. Hierdoor werd Vlissingen wel heel zwaar getroffen, een groot gedeelte van de buitenwijken kwam onder water te staan, waardoor honderden woningen onbruikbaar werden en de mensen noodzaakten te evacueren of de binnenstad in te trekken.
Ja, zware offers heeft Vlissingen moeten brengen, niet alleen materieel, maar ook aan mensenlevens. Voor zover mij bekend is, zijn in de bezettingsjaren 250 Vlissingse burgers en 90 van buiten onze stad omgekomen ten gevolge van het oorlogsgeweld. Als we dat alles bezien, is het niet verwonderlijk dat men dikwijls kon horen zeggen: kwamen de Tommies ( “Tommies” is een informele en historische term die vaak werd gebruikt om Britse soldaten aan te duiden, vooral tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog) maar, ze laten ons maar zitten, wat er ook moet gebeuren, we willen liever alles meemaken dan nog langer te moeten zuchten onder het Duitse juk.
De landing
Welnu, de Tommies zijn gekomen! Op 1 november 1944, woensdagmorgen 4 uur, werd hiermee een begin gemaakt. Nadat eerst enkele bommen waren geworpen, waardoor de bevolking uit de slaap werd gewekt, werd vervolgens overgegaan tot het beschieten van onze stad vanuit Zeeuws-Vlaanderen, waar 1500 kanonnen het vuur openden.
Steeds dichter sloegen de granaten overal tegen en in, en al spoedig was het een hel van ontploffende granaten, rinkelend glas en vallend puin. Een ieder die kon, had een goed heenkomen gezocht in kelders en achter alles wat maar tot enige dekking kon dienen. Je hoorde de mensen vloeken, anderen bidden, maar iedereen was de mening toegedaan: ze komen, het uur van de bevrijding was geslagen, een bevrijding die voor de bevolking van Vlissingen een niet te beschrijven geluk bracht, doch een geluk dat voor velen met leed vergezeld ging.
Met spanning werd gewacht waar de landing zou plaatsvinden en slechts weinigen konden vermoeden dat het juist op een voor ons zo’n onmogelijke plaats zou zijn. Tussen 6 en 7 uur stapten de dappere Canadezen ( moet zijn Engelse Commando’s ) in de Ooster- of Dokhaven, het zogenaamde Slijkhaventje, aan land, gelegen tussen het Eiland en de Paardenstraat. De strijd was hevig, doch al spoedig wisten zij door te stoten en rukten via Paardenstraat, Gravenstraat en Palingstraat op in de richting van het postkantoor en langs de Emmastraat naar het Arsenaal aan de Vissershaven.
De strijd in de stad
Reeds werden de eerste gevangenen binnengebracht. Vervolgens rukten zij in kleine groepjes op, elk groepje vormde een zelfstandige gevechtseenheid, in de richting van het Bellamypark. Het was een lust om te zien hoe deze kranige kerels zich al vechtende voortbewogen; er werden hoge eisen aan hen gesteld. Zo kwamen zij via Walstraat, Nieuwendijk, Nieuwstraat, Groenewoud en St. Jacobsstraat het Bellamypark op.
Daar, in het Militair Tehuis, was de verzamelplaats van de Ordedienst (OD). De eerste groep van de geallieerde stoottroepen die daar aankwam, stond onder leiding van een kapitein en u kunt mijn vreugde begrijpen, toen ik bemerkte dat dit een Nederlander was, ja zelfs een ondergrondse werker uit Vlissingen, de inspecteur van politie Nahuijs.
Hulde aan zulke mannen! Deze deelde mij mede dat Vlissingen van geluk mocht spreken, dat de beschieting vanuit Zeeuws-Vlaanderen had plaatsgevonden. Nu waren er 38.000 granaten op de stad gevallen, maar indien er in Engeland geen mist was geweest boven de vliegvelden, dan was de binnenstad vanuit de lucht gebombardeerd. Niet minder dan 500 Lancasters bommenwerpers stonden gereed om dit vernietigingswerk te volbrengen. Groot zou de verwoesting zijn geweest en ontelbaar de slachtoffers.
Veel tijd bleef die mannen niet over om te praten, de stad moest zo spoedig mogelijk bevrijd worden en weer ging het al vechtende langs de Grote Markt en Slijkstraat in de richting van de bomvrije kazerne, terwijl langs Beursstraat en Breewaterstraat getracht werd de Boulevard de Ruyter te bereiken. Hier werd overal hevige tegenstand ondervonden, het geratel van machinegeweren en het vuren van scherpschutters vanuit hun verdekte stellingen stond niet stil.
Het zou spoedig blijken dat het niet gemakkelijk zou zijn tot genoemde doelen door te dringen; hiervoor zouden heel wat slachtoffers moeten vallen. Reeds zag men de ambulancediensten hun werk verrichten, maar ook steeds meer Duitse krijgsgevangenen werden binnengebracht. Vreugde vervulde ons als we de gevangenen zagen lopen met de handen in de hoogte.
Hoofdkwartier NBS
Voor de ondergrondse werkers was de spanning gebroken, nu kon er gewerkt worden en aangezien de strijd om de bomvrije kazerne en Boulevard in hevigheid toenam, werd besloten het hoofdkwartier van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS) te verplaatsen naar het postkantoor aan de Steenenbeer. Al spoedig wenste de commandant van de Canadese ( Geen Canadese maar Engelse of Schotse ) troepen, de brigadegeneraal Mac Laer, (sic) een onderhoud met de commandant van de ondergrondse.
(” Brigadier J.F.S. McLaren van de 155th Infanterie Brigade -Schotse Brigade – Waarschijnlijker is Luitenant-Kolonel Dawson, commandant van het No.4 Commando “)
Bij dit onderhoud werden richtlijnen gegeven, hoe in de gegeven omstandigheden moest en mocht worden gehandeld. Dit betrof het militaire gedeelte, maar gezien het feit dat het burgerlijk bestuur niet in de stad aanwezig was, werd ook dit aan de NBS (Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten) opgedragen.
Door majoor Bokhorst, als vertegenwoordiger van de Nederlandse regering te Londen, werd de commandant van de NBS benoemd tot waarnemend burgemeester van Vlissingen.
Het was voor de staf van de NBS geen gemakkelijke taak die haar was opgedragen, vooral niet omdat de strijd nog steeds voortging en allen nog in het onzekere verkeerden over wat er verder zou gebeuren.
Ik wil dan ook niet nalaten van deze plaats een hartelijk woord van dank te brengen aan majoor Bokhorst voor de steun en hulp die wij als NBS in het algemeen en ik als commandant in het bijzonder van hem hebben ontvangen in die moeilijke dagen. Niets was voor hem te veel om voor onze stad te doen. Dat hem dit mogelijk was, is mede te danken aan de bewonderenswaardige houding van de bevolking. Het was volgens hem een zeer groot verschil met de bevolking van Zeeuws-Vlaanderen, die vrij onverschillig stond ten opzichte van haar bevrijding.
Strijd om de Boulevards en Zeevaartschool
Ondertussen werd nog steeds gevochten om het bezit van de Boulevard en de bomvrije kazerne. Aangezien hierbij grote moeilijkheden werden ondervonden om met de grondwapens en troepen deze te veroveren, werd door de commandant besloten de luchtmacht te hulp te roepen. Dit bracht echter met zich mee dat het westelijke deel van de stad, gelegen tussen de Coosje Buskenstraat en Walstraat, ontruimd moest worden.
Vele honderden mensen moesten hun woningen verlaten, op pantoffels en klompen trokken allen in de richting van het Eiland. Het Eiland zelf bestond niet meer, niet één woning was daar door de Duitsers overgelaten, de huizen staande in de zogenaamde 80 plagen om het Oude Arsenaal waren dusdanig beschadigd dat deze niet gebruikt konden worden.
Het gevolg van dit alles was dat ongeveer 2000 mensen onderdak moesten zoeken in het Arsenaal, dat in gebruik was bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” als modelmakerij. Hier konden deze mensen een plaatsje zoeken op balken, kisten en stenen, een gebouw zonder ramen, zonder verwarming of enig ander comfort en dan zonder eten.
Daar kwam nog bij de beangstigende vraag: moeten we hier zo de nacht doorbrengen? Ook de Canadese ( Engelse of Schotse ) commandant begreep de moeilijkheid en hij stelde dan ook dadelijk, in overleg met majoor Bokhorst, de gelegenheid open naar Zeeuws-Vlaanderen te evacueren.
Het was weer het schrikbeeld van die vervloekte evacuatie die al die mensen voor ogen stond, en dan de gedachte om zonder eten en drinken de nacht te moeten doorbrengen. De grote moeilijkheid voor de staf van de NBS was hoe al die mensen aan eten en drinken te helpen, doch ook daarin is zij wonderwel geslaagd.
Terstond werden alle beschikbare bakkers opgeroepen en deze hebben spontaan de gehele nacht doorgewerkt om hun medeburgers van het nodige te voorzien. Ook de Scheldekeuken werd zo vlug mogelijk in bedrijf gesteld en al heel spoedig kon tot het beschikbaar stellen van brood en koffie worden overgegaan.
Terwijl voor dit alles werd zorggedragen, werd de strijd om de Boulevards nog steeds voortgezet. De vliegtuigen namen nu hieraan deel en telkens weer konden we waarnemen dat deze machtige machines in scheervlucht hun bommen afwierpen en hun raketten afvuurden.
Een ieder kon begrijpen dat het ook voor de Duitsers niet vol te houden was om in deze hel stand te houden en het duurde dan ook niet lang of er kwam bericht dat de Tommies tot bij Naerebout waren doorgedrongen, dat wil zeggen tot de Boulevard Bankert.
Hoewel gedurende deze hevige gevechten het standbeeld van onze grote zeeheld, admiraal De Ruyter, gespaard is gebleven, is dat van één van onze grote mensenredders, Naerebout, gesneuveld. We hebben er vertrouwen in dat er een nieuw monument voor hem zal worden opgericht.
Uit het voorgaande blijkt dat een groot gedeelte van de oude stad was bevrijd, alleen de Walstraat vanaf de Scherminkelstraat tot het Betje Wolfplein lag nog onder vijandelijk vuur, mede doordat in sommige kranen op “De Schelde” nog enkele scherpschutters zaten, die vandaaruit de omgeving onveilig maakten.
Dat was ook de oorzaak dat het bevel kwam dat het Arsenaal ontruimd moest worden, aangezien de geallieerde batterijen deze kranen vanaf de Eilanddijk onder vuur gingen nemen en daardoor gevaar opleverden voor de zich in het Arsenaal bevindende bevolking. Deze werd overgebracht naar de brouwerij, Nieuwe Kerk en Lutherse Kerk, doch gelukkig kwam spoedig daarop het bericht dat de bevolking naar de woningen kon terugkeren.
De gevechten om de Boulevard Bankert waren hevig, doch de Canadezen ( Britse en Schotse ) trokken langzaam maar zeker vooruit in de richting van de Zeevaartschool. Ook daar was de strijd fel en was het nodig dat de luchtmacht te hulp kwam om de Duitsers hieruit te verdrijven. Dit mooie instituut is daardoor voor een groot deel platgebombardeerd.
Geallieerde opmars
De troepen trokken verder in de richting van het badstrand en hotel Britannia, het prachtige hotel, werd enerzijds door brand anderzijds door bombardementen met de grond gelijk gemaakt.
Terwijl de troepen vochten als leeuwen en zo vanaf de Boulevards de nieuwe binnenstad binnendrongen, dient hier ook vermeld te worden dat vanaf de Scheldestraat de ondergrondse verzetsgroepen reeds geruime tijd in gevechten gewikkeld waren met de Duitsers en dat deze verzetsgroepen er veel toe hebben bijgedragen dat onze stad nog zo spoedig bevrijd is geworden.
Prachtig werk is door hen gedaan, hetgeen door de geallieerde commandant op hoge prijs is gesteld. Hoewel er enkele van de ondergrondse strijders gewond werden, hebben we gelukkig onder hen geen slachtoffers te betreuren.
Dat er tijdens de gevechten onder de burgerbevolking betrekkelijk zo weinig slachtoffers zijn gevallen, vindt hierin zijn oorzaak: er waren zeer weinig mensen in de stad aanwezig, zodat het overgrote deel een schuilplaats kon vinden in kelders en dergelijke.
Bevrijding
In vier dagen dwongen de Duitsers in 1940 onze legerleiding tot overgave en werd ons land bezet. Bijna vier dagen duurde het voordat onze stad was bevrijd. Toen konden we weer vrij ademen. Dankbaar waren allen hiervoor, maar troosteloos was de aanblik van onze stad. Geen huis was er onbeschadigd, de straten vol puin en glas, vele huizen vernield of onherstelbaar beschadigd. Maar Goddank, wij waren vrij, vrij, vrij!
Strijd om Middelburg
Voor de geallieerde troepen was in Vlissingen de strijd geëindigd, maar nog veel stond hen te wachten. Middelburg lag nog voor hen en deze stad konden zij niet anders bereiken dan langs jaagpad en spoorlijn. Het was voor de brigadegeneraal McLaren geen gemakkelijke taak en ik wil hier iets mededelen over wat mij hieromtrent bekend is.
Van 1 tot en met 4 november hadden mijn medewerkers en ik bijna aan één stuk doorgewerkt, en toen ik ‘s avonds om 8.30 uur thuis kwam, was ik blij te kunnen rusten, doch die rust zou niet van lange duur zijn. Een uur later, 9.30 uur, kwamen twee Canadese (sic) soldaten met de boodschap of ik direct mee wilde gaan naar de generaal. In de veronderstelling dat het voor een korte bespreking zou zijn, ging ik direct mee. Het zou echter geheel anders uitvallen, er was te veel en er stonden te grote belangen op het spel: het ging om Middelburg.
Hoe kon deze stad gespaard blijven voor een beschieting zoals Vlissingen? De hele nacht hebben deze besprekingen geduurd tot ‘s morgens half zes en ik kan hier wel verklaren dat het de geallieerde commandant veel moeite en zorgen heeft gekost om tot een beslissing te komen.
Dat Middelburg niet beschoten is geworden zoals Vlissingen, is mede voor een groot deel te danken aan een van de ondergrondse werkers van Vlissingen, die in diezelfde nacht van Middelburg naar Koudekerke roeide en vandaar uit met nog twee medewerkers uit Koudekerke, doornat naar binnen werden gebracht om een belangrijke boodschap over te brengen van de afdeling Middelburg aan de geallieerde commandant. Hulde ook aan deze ondergrondse werkers!
Dankbetuigingen
Van deze plaats is het mij een behoefte om alle ondergrondse medewerkers hartelijk dank te zeggen voor de hulp en steun die ik van hen heb mogen ondervinden in die moeilijke dagen. Ook zij hebben hun krachten gegeven voor het welzijn van de bevolking en onze stad, kortom voor de goede zaak.
Niet alleen de ondergrondse werkers zeg ik dank, daarin wil ik ook betrekken de Politie, daarvoor alle lof.
Hierbij voeg ik de brandweer en luchtbescherming, ook deze diensten dank voor hun dikwijls voortreffelijke werk, dag en nacht stonden ook zij gereed.
Zeer zeker mag ook niet vergeten worden het werk van het Rode Kruis; deze mannen hebben dagen achtereen zwaar werk moeten doen en veelal onaangenaam werk, maar zij deden dat met de wetenschap dat het moet en dat het voor ons Vaderland is. Hartelijk dank.
Ook de artsen zeg ik hartelijk dank voor hun hulp en raad die mij geboden werd tijdens deze bevrijdingsdagen.
Afsluitend
Deze eerste dagen van november 1944 zullen niet licht vergeten worden; onze stad heeft zwaar geleden, maar we zijn weer vrije Nederlanders. We hebben allen geroepen: als de Duitsers maar eens weg zijn, dan kunnen we weer opnieuw beginnen.
Welnu, de Duitsers zijn weg, laten we nu beginnen met de opbouw van onze stad, van ons Vaderland. Veel is er te doen en tal van problemen vragen om een oplossing, maar met Gods hulp zal het gelukken.
Onze leus moet zijn: voor God, Oranje en Nederland!