Op een zondagmiddag gingen we naar één van de nog heel gebleven loodsen van het voormalige NS station, deels ruïne als gevolg van een neergeschoten Duits vliegtuig. Staande op een oud olievat konden we naar binnen gluren en door een van de gebroken vensters gemakkelijk binnenkomen.
Mijn vriend was al eerder binnen geweest en had nog wat meegenomen van de munitie, die er lag opgeslagen, zichtbaar keurig geordend en gestapeld in diverse soorten en afmetingen, waaronder ook geweer- en mitrailleur munitie.
Het geheel overzien kwam ik tot de slotsom niet naar binnen te gaan. Dit was niet zomaar iets vinden of vangen maar gewoon “jatten”. Verder naar het pomphuis oftewel het waterreservoir waar m’n vriend zijn reeds eerder gestolen geweer munitie in de waterpomp had verstopt.
Het pomplichaam bestond uit twee helften, waarvan de bovenste helft was verwijderd. In de zo ontstane boutgaten demonteerden we de munitie : gewoon kop er af buigen, kop weg, kruit weg. Huls over om mee te strooien op het schoolplein, of als “ruilobject”.