Leven in een dorp, geheel omgeven door water, waarvan alleen de dorpskern droog staat, waar de slager ter plekke in de openlucht het vee slacht en de bewoners van alle voorzieningen zijn verstoken, zoals gas, water, elektriciteit, brandstof en voedingsmiddelen, werden leefomstandigheden bijzonder moeilijk.
Met het nodige aanpassingsvermogen en inventiviteit wisten de mensen zich staande te houden, zonder klagen of verwijten.
Het kustgebied rondom werd voortdurend door vliegtuigen aangevallen, waarbij onder andere ook tijdbommen zoals later bleek werden gebruikt.
Op 1 november rond 9.00 uur ‘s morgens, het was een grijze troosteloze dag, hoorde en zag ik op en rond Westkapelle in de duinen zware granaat inslagen.
Puin en modder spoten omhoog. Echter nog niet beseffend wat er nu precies gebeurde. Na enige tijd werd het mij duidelijk; De landing was een feit.
Rondom het middaguur kon ik duidelijk het geratel van rupskettingen en tankmotoren horen van tanks die onderweg waren naar Domburg.
Granaten gieren gorgelend over ons dorp, richting kustlijn, waar de gevechten plaatsvonden. Dat ging zo de gehele nacht door en zwakte af naarmate de dag daarop voortduurde.
Van de aanvallers was geen spoor te bekennen. Ons dorp, aan de zijlijn van het strijdtoneel, bleef ongemoeid en ongedeerd, Met uitzondering van de wateroverlast en de schade die daardoor is ontstaan.
Tekst en afbeelding : Cees van der Burght – De oorlog die geen einde nam –