Matroos Jan Biesemaat, stamboeknummer 16461

Op 10 Mei 1940 moest ik de dagwacht lopen van vier uur tot acht uur ‘s morgens bij ons wachtschip Hr. Ms. Noord-Brabant. Na een poosje hoorde ik een enorm vliegtuiglawaai. Verbaasd zocht ik contact met de schildwacht in de aangrenzende zone. Niets wees op oorlog. Er was geen alarm, ’t was schitterend weer en alles ging zoals het altijd gegaan was : Supermodel. Die andere schildwacht had tientallen vliegtuigen waargenomen, die vergeefs probeerden te landen op het met wagens en karren gebarricadeerde vliegveld ‘Souburg’.

Opleidingsschip Hr.Ms. Noord-Brabant
Opleidingsschip Hr.Ms. Noord-Brabant

Nadat de machines waren verdwenen werd alles weer heel rustig en vervolgden wij onze wacht. Plichtsgetrouw voerden wij nauwkeurig het ritueel uit van ‘over geweer’, zo was het ons immers geleerd ! Tegen vijf uur kwamen er weer vliegtuigen over en die lieten aan parachutes iets neer boven de Westerschelde. Mijnen, bleek later. Verder bleef het rustig. Het werd acht uur in de morgen en wij zouden afgelost moeten worden, maar dat gebeurde niet. Hoe was dat mogelijk ? Het perfecte dienstraderwerk leek al niet meer te functioneren !

 

 

Wij paaiden een militair werkman die zijn dag begon en vroegen hem contact te zoeken met het wachtschip en hen daar te melden dat wij afgelost moesten worden. Uiteindelijk verscheen een marinier met twee andere jongens. Gewoon geweer aan de schouder. Toen hoorden wij dat het oorlog was. Op het wachtschip Hr.M.s ‘Noord-Brabant’ functioneerde niets meer.
Alles en iedereen liep door elkaar en er was nauwelijks kader meer. De marinier stuurde ons op eigen gezag naar beneden om te eten en te slapen.

Normaal volgde je ook als je wacht had gelopen, gewoon de lessen die altijd stipt om acht uur begonnen. Maar op deze dag wist niemand wat te doen. Wij sliepen een gat in de dag, want niemand keek naar ons om. Toen wij uitgeslapen waren voegden wij ons bij de jongens van bak 11 en bak 12, die in het gras lagen op een veld voor de ‘Brabant’. Wij konden niet begrijpen dat wij in de steek waren gelaten door het kader. Wij waren een streng regime gewend. Nu moesten wij doen waarvoor zij ons hadden opgeleid, waren degenen die ons al die maanden hadden geïndoctrineerd, in geen velden of wegen te bekennen. Er waren slechts drie korporaals van de mariniers : Dauerlijn, Doezie en Maan. Zij hielden ons op eigen initiatief bij elkaar.

Zelf deden wij daar trouwens ook alles aan. Maar bij voorbeeld onze Chef van de Opleiding was nergens meer te zien. Van de officieren waren alleen Meneer Capel en Luitenant-ter-Zee Van Straalen aanwezig, welke laatste het contact onderhield met het Hoofdkwartier van Schout-bij-Nacht Van der Stad in Middelburg. In de loop van de dag verscheen Adjudant van de Mariniers Vlaswinkel. Een bewonderenswaardige man. Ondanks zijn pensionering was hij toch weer opgeroepen ! Uiteindelijk bewaakten wij de haventerreinen, het spoorwegemplacement en onze eigen terreinen en gebouwen. Dat deden wij maar zo’n beetje op eigen initiatief, want er was onvoldoende kader voor het leiden van die klusjes.

Zaterdagavond 11 Mei 1940 liepen twee Franse torpedobootjagers en een troepenschip de haven van Vlissingen binnen. Op Pinkstermorgen, 12 Mei, werd de havenbuurt van Vlissingen door de Luftwaffe gebombardeerd. Vier schepen zonken, waaronder de kanonneerboot Hr. Ms. “Bulgia

Er brak grote paniek uit in de havenbuurt. Totale ontreddering. Vrouwen en kinderen gilden het uit en velen vertrokken richting Middelburg. Het fluiten van de bommen, de rookkolommen, de daverende explosies, het droeg allemaal bij tot de algehele chaos. In de namiddag moesten wij onder leiding van de mariniers Dauerlijn en Maan de Oude Vlissingsche weg beveiligen waar de Franse troepen langs trokken, richting Oost-Souburg. Tussen de Fransen in liepen veel burgers. Iedereen leek Vlissingen te verlaten. Wij moesten ook assisteren bij het lossen van de Franse schepen.

In Vlissingen zelf waren nauwelijks nog havenarbeiders te vinden, die dit werk hadden kunnen doen. Zo gingen de Pinksterdagen voorbij. Ook op 13 Mei waren er steeds luchtaanvallen op het havengebied. Wij sliepen tussen de bedrijven door onder het pantserdek van de ‘Brabant’. Wij gingen aan de chaos wennen en hielden zelf de groep van zo’n 120 man bij elkaar. Behalve de genoemde korporaals en drie officieren verder geen enkel kader! Geruchten bereikten ons op 14 Mei: De Vesting Holland had gecapituleerd, maar de Vesting Zeeland vocht door.

Op advies van de Burgemeester van Vlissingen verlieten bijna alle burgers de stad. Op 15 Mei braken de Duitsers door de inundatie van Zuid-Beveland en op 16 Mei trokken de Fransen zich terug uit de stellingen aan het Kanaal door Zuid-Beveland.
Nu was er steeds luchtalarm en voor ons was er niets meer te doen. Die nacht sliepen wij buiten.

Vrijdag 17 Mei brak aan. Die morgen begon met geschutsvuur van Britse en Franse torpedobootjagers, die op de Westerschelde kruisten. De schepen bestookten de Sloedam. Er kwam een bericht dat de Duitsers waren teruggeslagen. Wij geloofden er niets van, omdat wij steeds meer Fransen zagen terugtrekken. Tegen de middag verschenen de Duitse vliegtuigen weer en bombardeerden het havengebied. Het bombardement ging voorbij en het werd rustig. Vlissingen werd nu met rust gelaten. Nu werd Middelburg onderhanden genomen. Wij zagen rookwolken opstijgen en hoorden in de verte doffe inslagen. Zowaar kwamen enkele Nederlandse officieren, onder wie de commandant van de ‘Noord-Brabant’ het terrein oprijden. Hij las een proclamatie voor. Waar was hij al die tijd geweest ? Hij bedankte iedereen.

Na Holland had nu ook de Vesting Zeeland gecapituleerd. De Fransen hadden nu het bevel en voerden achterhoedegevechten uit. Doorvechten en trachten Engeland te bereiken of capituleren.

In het laatste geval werd je krijgsgevangen gemaakt. Ook mocht je een burgerpak aantrekken. Die lagen nog op de ‘Brabant’ van een pas opgekomen lichting. Dan wasje zogenaamd ontslagen uit militaire dienst. Het kwam er dus op neer datje zelf mocht uitmaken wat je ging doen ! Ongeveer de helft van de Opleiding, zo’n zestig man, wilde proberen Engeland te bereiken. Ikzelf had al besloten naar Engeland te gaan en door te vechten, hoe dan ook.

Wij pakten wat kleding en voedsel, gordden de patroontassen om en hingen het geweer aan de schouder. Zo wandelden wij, zonder vast omlijnd plan, in groepjes de poort uit. De gepensioneerde Adjudant Vlaswinkel en de drie korporaals van de mariniers, Doezie, Dauerlijn en Maan gingen ook mee. Meneer Capel, als enige officier, vertrok ook richting Groot-Brittannië.

Wij slenterden over het Stationsplein, waar het vol stond met wagens, bespannen paarden en karren, kanonnen en een paar tanks waar Franse militairen dronken tegenaan hingen. Het was daar een enorme bende. Zij zopen wijn uit vaten die zij uit de kelder hadden gerold van Hotel Zeeland”, waarvan de voorgevel was weggeslagen.

Wij wurmden ons door de chaos en liepen na een paar honderd meter doodgemoedereerd de veerboot op, waar wij lekker in het zonnetje aan dek gingen zitten. Toen de trossen werden losgegooid zat de boot stampvol. Er verschenen Heinkels in de lucht. Zij draaiden rondjes boven het Stationsplein en de haven, maar deden verder niets. De aanwezigheid van de Duitse vliegtuigen liet ons volkomen koud.

Terwijl de contouren van Vlissingen vervaagden, was in de verte geschutsvuur te horen.

Wij kwamen in Breskens aan en verlieten de pont. Vanuit Breskens vuurden de Fransen op de Duitsers die Vlissingen binnen trokken. Wij hadden de laatste veerboot genomen die nog kon vertrekken ! Met een groep jongens onder leiding van Korporaal Maan van de mariniers vertrok ik naar het Hoofdkwartier van Schout-bij-Nacht Van der Stad. Er kwam echter geen zinnig woord uit zijn mond.

Hij verzocht ons alleen maar weg te gaan, omdat een groep gewapende matrozen wel eens luchtaanvallen kon uitlokken ! Zonder dat iemand echt het bevel voerde, trok ik samen met zo’n veertig man, verder naar het Zuiden 1.


boek

Jan Biesemaat komt uiteindelijk via Boulogne met het Nederlandse schip ‘de Batavier’ in Engeland terecht. Hij meldt zich als vrijwilliger aan om te gaan varen op de O21, een Nederlandse duikboot.

Zijn ervaringen gedurende de Tweede Wereldoorlog worden beschreven in het boek “ Jonge Honden Oude Helden “2.


Gemeentearchief Vlissingen collectie WO2
ISBN 9043902896, 2002 “Jonge Honden Oude Helden”

Gerelateerde berichten

Laat de eerste reactie achter

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.