De eenheid van hoofd-matroos Peters was verantwoordelijk voor het onderhoud van de torpedo’s. De geallieerde inlichtingenofficier Izzard nam Peters in de namiddag van 3 november mee terug naar de lokatie waar de torpedo’s lagen opgeslagen.
Peters wees 3 G7a ( lucht aangedreven ) en 1 G7e ( elektrisch aangedreven ) torpedo’s aan.
De lucht aangedreven torpedo’s stonden onder druk en op scherp. De explosieve lading was aanwezig. De elektrische, ook wel bekend onder de naam Spinne-torpedo lag praktisch geheel uit elkaar, de lading was niet aanwezig.
Peters vertelde de inlichtingenofficier dat de eerste stap om de op lucht aangedreven torpedo veilig te stellen was door de lucht uit de torpedo te laten lopen.
Ook zijn er torpedopistolen ( zorgen voor de explosie ) en een aantal ontstekingsmechanismen aanwezig.
Verder is er een generator aanwezig en deze blijkt in een uitstekende conditie te verkeren en behoort tot, een in de nabijheid aanwezig zoeklicht. Ook is er een reserve generator aanwezig samen met een volledig intact en werkzame draagbare lasinstallatie.
Matroos Peters denkt dat er tijdens de nacht van de invasie twee torpedo’s zijn gelanceerd in de richting van de landingsboten. Waarschijnlijk stonden de torpedo’s te diep afgesteld en zijn ze onder de landingsboten gedoken.
Hij verteld ook dat er geen mogelijkheid was om de dubbele lanceerbuizen opnieuw te laden en de lanceerinstallatie is hierna opgeblazen door de Duitsers zelf.
Artikel samengesteld uit een verslag opgesteld door Lieutenant-Commander Izzard 9.11.1944