No. 2 Troop (Capt. Wilson)

No. 2 Troop (Capt Wilson)

(Doelwit: TROON)

Om 05:45 uur kreeg No. 2 Troop het signaal om te landen en kwam perfect terecht op de westelijke deel van UNCLE BEACH. De twee secties begaven zich naar het verzamelgebied, net landinwaarts van het strand. Tijdens deze beweging raakte soldaat McIvor gewond aan zijn arm. Vervolgens werd het vooraf geplande aanvalsplan uitgevoerd.

No. 2 Section, onder leiding van Lt. J. Hunter Gray, viel de pillboxen en strong points ten oosten van UNCLE aan, terwijl het Headquarters Bren-team dekking gaf. No. 1 Section vormde de tweede golf en dekte No. 2 Section tijdens hun verdere opmars door de resterende pillboxen. De eerste pillbox bracht één officier en negentien manschappen als gevangen voort. Sergeant Mullard, die de ‘winkling party’ leidde, bleef achter om de gevangenen van de veroverde strongpoints te bewaken.

De hoofdmacht van de sectie zette een snelle opmars voort langs de Oranjedijk, waarbij ze nog eens zeven posities van verschillende grootte opruimden. In deze gevechten werden in totaal 81 vijanden gevangen genomen. Op dit punt maakte No. 2 Section effectief gebruik van twee buitgemaakte vijandelijke kanonnen. Een intact veroverde 50 mm Flak/AT-kanon, buitgemaakt door Sgt Mullard bij het eerste doelwit, werd snel in stelling gebracht tegen sterke punten op FALMOUTH. Ook een 75 mm veldkanon werd operationeel gemaakt en gericht op vijandelijke batterijen aan de overkant. Beide kanonnen bleken waardevol en claimden één vijandelijk kanon uitgeschakeld te hebben en twee machinegeweren tot zwijgen te hebben gebracht.

Na No. 2 Section tot het einde van hun taak te hebben ondersteund, voerde No. 1 Section, onder leiding van Lt. F. Albrow, Taak No. 2 uit: het afsluiten van FALMOUTH. Ze slaagden hierin na lichte tegenstand te hebben overwonnen. Gedurende deze tijd was er een constante stroom van krijgsgevangenen in ons gebied. Ze kwamen tevoorschijn uit schuttersputten en bunkers, en met kreten van “nicht schiessen” werden ze naar het tijdelijke krijgsgevangenenkamp geleid onder toezicht van CSM (=Command Sergeant Major) I. Portman (MM). Hij zette de krijgsgevangen in om de voorraden die overkwamen uit Breskens uit te laden. Hij stuurde ze onder begeleiding van L/Sgt Thompson naar het strand. Op dit moment kregen we onze tweede gewonde: L/Sgt Thompson raakte gewond aan zijn been door een vijandelijk machinegeweer dat met tussenpozen op het strand vuurde. Het aantal krijgsgevangenen was nu opgelopen tot 130.

Tegen het middaguur waren al onze taken voltooid en bleven we op onze huidige positie, waarbij we de rechterflank van het strand beschermden en de toegang tot het FALMOUTH gebied beheersten. De vijand was nu voldoende op de hoogte van onze posities om ons met kustgeschut vanaf de overkant onder vuur te nemen, maar dit werd meer dan adequaat beantwoord door onze eigen artillerie.

Voor de aanval op het stadsgebied werden No. 3, 5 en 6 Troops en de MG (=machinegeweer) Section van No. 4 Troop onder bevel geplaatst van Commandant P. Kieffer, M.C. Zijn verslag van de gevechten van deze strijdmacht die dag is als volgt:

Om 06:15 uur landde de LCA met het Franse HQ op hetzelfde strand als alle aanvalstroepen. De obstakels werden zonder verliezen overgestoken en we sloten aan bij het Cdo HQ. De vijand vuurde vanuit de Molen, dus stuurde ik mijn HQ Bren met Lt. Hattu om deze uit te schakelen. Dit was voltooid om 07:10 uur en twee krijgsgevangenen, waarvan één gewond, werden teruggebracht. De Bren en twee mannen bleven achter om de Molen te bewaken. Van 07:30 tot 07:50 uur werden we hevig beschoten.

Rond 08:00 uur, na overleg met Lt. Col Dawson (4 Cdo), begon ik met mijn HQ te verplaatsen naar het Bellamypark om een HQ-positie in te nemen voor het leiden van de operaties van No. 4, 5 en 6 Troops. Er was geen nieuws van deze Troops via de radio. Ik stuurde mijn koerier om nieuws te halen bij No. 6 Troop en de HW (=Heavy Weapons) Section, die laat was, te laten aansluiten bij No. 6 Troop.

Om 08:35 uur kwam mijn koerier terug met het bericht dat No. 6 Troop in zware gevechten verwikkeld was. Ze hielden met één sectie het hoekhuis op de Coosje Buskenstraat en Badhuisstraat, en de andere sectie hield de tegenoverliggende hoek op de Walstraat en Coosje Buskenstraat. Toen de HW Troop het laatstgenoemde hoekhuis bereikte, probeerden ze over te steken naar de eerstgenoemde hoek en werden ze onder flankerend vuur genomen vanuit Dover. Twee mannen werden geraakt, één gewond en één gedood. Ik ontving dit rapport terwijl ik bij de Anti-Tankmuur was die naar het Bellamypark leidde.

Hier voegde Col. Melville van de 4 KOSB (4th King’s Own Scottish Borderers) zich bij mij met één compagnie. Ik legde hem de situatie uit en toonde hem de beste manier om No. 6 Troop te bereiken, die al op hun posities waren. Terwijl ik overlegde met Col. Melville, ging Lt. Hattu onder zwaar sluipschuttersvuur contact maken met No. 3 en 5 Troops. Hij kwam terug en meldde dat hij contact had gemaakt met HQ No. 3 Troop en HQ No. 5 Troop, en dat No. 3 Troop langzaam vorderde langs hun doelen, terwijl No. 5 Troop de Molenstraat onder vuur hield vanuit drie richtingen: de toren via de Breeslop, de Breestraat, en alle omringende huizen in de Slijkstraat.

Aangezien er zware tegenstand was tegen No. 3 Troop bij de Boulevard De Ruyter en No. 5 Troop op de gemelde punten, stelde ik aan Col. Melville voor om één compagnie, Company D, in reserve te houden om mij te volgen naar het Bellamypark en ofwel No. 3 Troop ofwel No. 5 Troop te helpen. Hij stemde hier graag mee in, aangezien twee compagnieën voldoende waren om door No. 6 Troop heen te gaan, die hun taak al hadden voltooid en een defensieve positie innamen.

Om 09:30 uur had Maj. Rae (Company D/4 KOSB) een bespreking met de leider van No. 5 Troop en vervolgens met Major Webb, MC en mijzelf. Company D sloot zich aan bij No. 5 Troop en begon met hen op te rukken. Ik vestigde mijn HQ in een gebouw aan de Beursstraat, samen met het HQ van No. 3 Troop; dit was om 09:45 uur. Via de No. 18 Set hield ik contact met No. 5 Troop en Company D van de 4 KOSB. Om 15:00 uur kreeg ik bericht dat No. 5 Troop was vastgelopen op de kruising van de Noordstraat en de Coosje Buskenstraat. Uit een verkenningsrapport bleek dat de hoek bij Dover een zeer zwaar verdedigde positie was.

Ik ontbood Capt Lofi, de Troop Leader van No. 5 Troop, en ging met hem naar het Cdo HQ voor een bespreking om 17:30 uur. We besloten dat No. 5 Troop en Company D van de 4 KOSB zo ver mogelijk moesten oprukken voor het donker werd om hun doelen te bereiken, en dat No. 1 Troop No. 3 Troop zou helpen bij hun opmars. Er werd vooruitgang geboekt, maar gezien het afnemende daglicht werd besloten dat No. 5 Troop en Company D zich zouden terugtrekken en op deze positie zouden blijven. Hierdoor kon er de hele nacht een zware artilleriebarrage op Dover worden uitgevoerd. Tegen middernacht hadden No. 3, No. 1 en No. 5 Troops en Company D zich gepositioneerd op locaties die zich uitstrekten van Boulevard De Ruyter, via de Pluimstraat, Breestraat en Molenstraat tot aan de Noordstraat.