Swiftly They Struck Het Verhaal van No. 4 Commando

No. 4 Commando WOII Commando's Swiftly They Struck Commando Operaties

No. 4 Commando

Infatuate de bevrijding van walcheren

Verplaatsing naar Frankrijk

Toen kwam plotseling het bevel tot verplaatsing, niet naar het Verre Oosten, maar terug naar Frankrijk. No. 4 zou worden losgemaakt van de First Special Service Brigade, waarvan de rest voorlopig in Engeland zou blijven, en we zouden deel gaan uitmaken van de Fourth Special Service Brigade. Hier zouden wij de enige Army Commando-eenheid in de Brigade zijn, de anderen waren allemaal Royal Marine.

Dit nieuws werd niet bepaald goed ontvangen. De Army Commando-eenheden waren allemaal vrijwilligerseenheden. Zij waren de grondleggers geweest van het hele Commando-gebeuren en in het begin was het een zeer moeilijke taak geweest om in een Commando te komen. De meeste mannen, en ook de officieren, hadden rang en in de meeste gevallen de mogelijkheid op promotie opgegeven om in een Commando te kunnen dienen. Pas later vormde ook de marine Commando eenheden, hoewel er twee vrijwillige R.M. Commandos waren geweest die vanaf het begin hadden gediend.

Er was een duidelijke rivaliteit tussen de Army Commandos en de Royal Marines. De Royal Marines vonden dat zij, met hun lange traditie, de eerste troepen hadden moeten leveren. In plaats daarvan werden zij in nieuwe formaties ondergebracht, naar Achnacarry gestuurd voor zware training, en kregen zij een groene baret.

Vertrek naar België

We hadden het leuk gevonden om bij onze oude vrienden in No. 3 en No. 6 Commando te blijven en we vonden het jammer om hen te verlaten. Op 6 oktober staken we over van Newhaven naar Dieppe en trokken vandaar België binnen. In de buurt van Oostende, in een klein plaatsje genaamd den Haan, betrokken we onze kwartieren en begonnen we met de training.

Toen ik tijdens onze eerste parade in den Haan de groep bekeek, leek ieder tweede gezicht nieuw. De training zou per subsecties moeten gebeuren, zodat de nieuwe leden gewend zouden raken aan het samenwerken met de anderen. We hadden het geluk dat zoveel van onze gewonden weer terug waren, en zij zouden samen met de onverschrokken McVeigh, nu sergeant, Percy Toombs, ex-Grenadier en een van de oorspronkelijke leden van de troop, Taff Edwards als C.S.M.(=Company Sergeant Major), en anderen van hetzelfde kaliber, de ruggengraat van de nieuwe troop vormen.

We hadden nog geen idee van onze volgende taak. Het feit dat we zo haastig terug waren gehaald, gaf aan dat er iets te gebeuren stond, maar tot nu toe hadden onze orders alleen maar geluid fit te worden. Dus speelden we om te beginnen elke dag voetbal, deden we één cross-country per week, en voerden we talloze schietoefeningen uit in de duinen tussen den Haan en Oostende. Deze training kon heel realistisch zijn omdat er in het gebied zeer sterke vijandelijke verdedigingswerken waren. Dus vielen we, onder dekking van rook en H.E. (=High Explosive) van de mortieren, bunkers, geschutsopstellingen en versterkingen aan.

De oorlog was tegen die tijd al ver in België doorgedrongen en zelfs tot aan de Duitse grenzen op de andere fronten. De vijand hield stand in het gebied rond het estuarium (=overgangsgebied waar een rivier uitmondt in de zee.) van de Schelde en beheerste nog steeds het grootste deel van Nederland. Na de mislukking bij Arnhem, waar succes de oorlog bijna zeker met maanden zou hebben verkort, leek er alle kans te zijn op een lange en sombere wintercampagne.

Voorspelling van een aanval

Omstreeks de derde week van oktober bereikte ons de eerste aanwijzing over onze taak. Het leek erop dat ons een rechtstreekse aanval op een zwaar verdedigd gebied zou worden opgedragen, dat nog niet nader was aangeduid. De pelotonscommandanten werden gewaarschuwd dat straatgevechten vrijwel zeker noodzakelijk zouden zijn, en hun werd gezegd hun pelotons vervolgens voor te bereiden. In de buitenwijken van Oostende werd een gebied voor ons gereserveerd. Daar gingen we peloton voor peloton naartoe, om dagen door te brengen met het beklimmen van muren, het zich verplaatsen door huizenrijen, het gebruik van rookgranaten om open pleinen over te steken, het gebruik van touwladders om de muren van huizen te beklimmen. Ik was altijd verbaasd over het gemak waarmee sommigen van het peloton muren konden beklimmen. Oude Donkin en McVeigh bijvoorbeeld, die allebei een hekel hadden aan marcheren, waren zo lenig als katten bij het omhoog schieten langs de zijkant van een huis.

Doel en uitdagingen van de aanval

Tijdens de laatste week van oktober riep de C.O. (=Commanding Officer) de pelotonscommandanten bij zich en vertelde hen dat het doel Vlissingen zou zijn, de haven op het eiland Walcheren. De Duitsers hadden vier jaar besteed aan de versterking van de plaats, maar de R.A.F. had de belangrijkste zeedijken op het eiland op twee plaatsen doorgebroken, één net buiten Vlissingen, één aan de andere kant van het eiland. Het grootste deel van het eiland stond nu onder water, hoewel alleen de buitenwijken van Vlissingen waren getroffen.

Fysieke vorm van de stad

Een bepalend kenmerk bij iedere aanval op de stad was haar fysieke vorm. Vlissingen valt heel scherp in twee delen uiteen, het oude havengebied (=zeer waarschijnlijk bedoelt hij de oude stad met de Schelde ) en het nieuwe stadsdeel. Deze twee delen worden gescheiden door een strook land van ongeveer vierhonderd meter breed, waarop zich twee belangrijke kruispunten bevinden die het oude en het nieuwe deel van de stad met elkaar verbinden.

Landingsstrategieën en obstakels

Als het Commando dus kon landen, rechtstreeks door het oude deel van de stad kon trekken om deze twee kruispunten in te nemen, ze kon vasthouden en het oude deel tot aan die kruispunten kon zuiveren, konden de opvolgende troops vervolgens doorstoten naar het nieuwe deel en dat zuiveren van tegenstand.

De moeilijkheid lag bij het aan land komen. De zeedijk leek op zichzelf al een volledig obstakel voor iedere aanval vanaf zee, terwijl ieder mogelijk landingsgebied blootstond aan een stelsel van elkaar ondersteunende defensieve locaties.

Voorbereiding op de aanval

Die avond waren onze gedachten nogal somber. Uit ervaring wisten we dat de dingen zelden zo slecht uitpakken als ze er in eerste instantie uitzien, maar de kansen waren in dit geval zo zwaar in het voordeel van de verdedigers dat het onvermijdelijk leek dat we zware verliezen zouden lijden. Onze enige kans zou zijn om in het donker te landen en te proberen de eerste hindernissen te doorbreken.

Onder het genot van een glas bijzonder onaangenaam Belgisch bier spraken Len Coulson en ik over van alles behalve over de komende actie. We waren allebei depressief. “Het probleem met dit Commando-gedoe,” zei Len, “is dat je de kerels te goed leert kennen.”

“Ik weet het,” zei ik, “en het wordt erger hoe langer je ermee doorgaat.” We dachten aan de vrienden die we al hadden verloren.

Len duwde zijn glas weg. “Smerig spul,” zei hij. “Laten we de cognac eens proberen.” Dat deden we.

Toewijzing van taken

De volgende dag kregen we onze taken toegewezen voor de aanval. Alles hing af van de eerste landing. Het plan was eenvoudig en de taken van elk peloton waren duidelijk. Als de landing succesvol zou zijn, was er een redelijke kans dat het hele Commando aan land kon komen en zich een weg kon banen naar de doelen voordat het Duitse garnizoen, dat onder een kolossaal bombardement zou liggen, zou beseffen dat er een landing van enige omvang had plaatsgevonden.

Naar het startpunt

Op de laatste dag van oktober verhuisden we naar Breskens, dat ons startpunt zou worden. Het was in de recente gevechten zwaar gebombardeerd, zodat het nu nauwelijks meer op een stad leek. In de kleine haven, die bijna onbruikbaar was, lagen de landingsvaartuigen, en die middag hielden we een oefening in het inschepen onder dekking van een rookgordijn tegen de nieuwsgierige ogen die vanuit Vlissingen, dat duidelijk zichtbaar was aan de overkant van het water, misschien zouden toekijken. Helaas trok dit gordijn op het verkeerde moment op, en toen we van de haven wegmarcheerden, kwam deze onder tamelijk zwaar Duits geschutvuur te liggen, wat de toch al aanzienlijke schade in dat gebied nog wat vergrootte.

Voorbereidingen voor de aanval

Die avond, voordat ik naar bed ging, ging ik nog even langs de troop, om post uit te delen. De eerste twee brieven die ik uitdeelde waren voor Guardsman Toombs, met de beste wensen voor zijn verjaardag en de herinnering dat zijn verjaardag 1 november was, de dag van de aanval. Zoals altijd was ik verbaasd over de schijnbare kalmte van de leden van de troop. Ze hadden net zo goed op oefening kunnen zijn. Ik was blij dat de nieuwe mannen goed met de anderen konden opschieten.

Onrustige nacht

Terug in de ruïne van het huis dat ons onderkomen was, probeerden we het onszelf voor een paar uur comfortabel te maken. We voelden ons allemaal op de gebruikelijke gespannen manier, en de meesten van ons voelden zich een beetje depressief. Het vijandelijk geschut op het gebied direct achter Breskens hielp ook niet bepaald om ons op te vrolijken. Alleen de aanblik van Bill Boucher-Myers, de tweede-commandant, die aan een acute spijsverteringsprobleem leed en somber aspirines zat te eten, hielp de rest van ons op te vrolijken. We wendden ons tot onze blikjes zelfverwarmende soep in de hoop dat een warm drankje ons de slaap zou doen vatten. De mijne was het enige blik waarvan het zelfverwarmingsapparaat weigerde te werken, en ik vond de koude, dikke vloeistof ronduit walgelijk. Vastberaden kropen we in onze dekens op de vloer, en na een poosje vielen we in een onrustige slaap.

Swiftly They Struck

We werden om kwart voor drie ‘s ochtends gewekt en tastten naar onze uitrusting. Het eerste nieuws was dat het bombardement was afgelast vanwege de slechte vliegomstandigheden. Dit leidde tot enig heftig gescheld op de R.A.F., wat ons allemaal in een betere stemming bracht, en we marcheerden naar de haven om te beginnen met het inschepen. Aangezien elk peloton op zijn beurt moest wachten om gebruik te maken van de beperkte ruimte die nog onbeschadigd was overgebleven, was het een uur voordat we allemaal aan boord waren.

De eerste landing

Om 04.40 uur gleed het voorste vaartuig, met Denny Rewcastle en zijn sectie, de haven uit. Zij hadden de ondankbare taak een landingsplaats te vinden en een bruggenhoofd te vestigen. Denny, die bij gelegenheid graag de rol van het flamboyante type met zijden sjaal aannam, liet nooit na zijn mannetje te staan in actie. Op een gegeven moment in Frankrijk waren Denny en ik de enige twee niet-gewonde luitenants geweest die in de eenheid over waren. Hij had onophoudelijk gepatrouilleerd, zonder te twijfelen of zich te ontzien, en had in actie bewezen zowel bekwaam als moedig te zijn.

Nu begon hij misschien wel aan zijn meest onaangename opdracht. Er was geen landingsplaats vastgesteld, hoewel er een gebied was uitgekozen als mogelijk. Het was aan Denny om dit gebied op te zoeken, uit te vinden of een landing daar inderdaad mogelijk was, en zo ja, daar met zijn groep te landen, het gebied onmiddellijk rond het landingspunt te zuiveren, daar stand te houden, een klein bruggenhoofd te vestigen en ons te seinen om naar de landingsplek te varen.

Van zijn oordeel en van zijn beslissing hing het welslagen of mislukken van de hele operatie af. Of hij in leven zou blijven om het resultaat te zien was een kwestie van tijd.

Vijf minuten na hun vertrek opende onze artillerie het spervuur op Vlissingen, net toen de resterende vaartuigen de haveningang passeerden. Het lawaai was immens. Al spoedig zagen we branden uitbreken in de stad aan de overkant van het water. We kruisten rond op de Schelde, luisterend naar het gillen van de granaten boven ons hoofd en naar de daverende weerklank van de explosies, terwijl we aldoor de motregen als nevel op ons voelden neerdalen, terwijl Rewcastle’s groep zich een weg baande naar de kust in de richting van een pier die, uitstekend vanaf de zeedijk, de meest waarschijnlijke plaats voor een landingsgebied leek.

De duisternis

In het landingsvaartuig, dat stil in een wijde cirkel ronddraaide, hielden we onze ogen angstig gericht op de duisternis van de kustlijn. De flitsen van de inslagen en de rode gloed van de branden op de achtergrond leken de inktzwarte duisternis op het niveau van het water nog te versterken. McVeigh bewoog zich naast me. “Vraag me af ‘oe ze ‘t d’r vanaf brengen,” zei hij. Zijn zwartgestreepte gezicht zag er in de roodachtige gloed vanaf de kust vreemd vormloos uit, alleen de glans van zijn zwarte ogen kon niet worden gecamoufleerd. Rusteloos schoof hij rond op zijn zitplaats.

De landingsgroep aan wal

Precies waar de houten steiger zich bij landtong aansloot, ging de landingsgroep aan land. Ze klauterden de wal op, gleden uit en struikelden over het natte metselwerk van de dijken en tastten hun weg naar voren zo ver als de rij palen aan de kant van de pier.
De knallen van de explosies op de stad waren oorverdovend, het was niet nodig om te fluisteren, soms was het al wat ze konden doen om een bevel te verstaan. Omhoog kijkend naar de stad zagen ze tegen de vlammen de omtrekken van een molen, met zijn grauwe armen wanhopig omhoog geheven. De voorste man glipte tussen een versperring door. Achter hem kwam er een die een rol wit lint aan zijn riem had. Het lint rolde af terwijl hij zich voortbewoog, en markeerde voor degenen die volgden het spoor waarvan bekend was dat het veilig was. Doelgericht bewoog de kleine groep zich omhoog in de richting van de bunkers op de pier.

In de rivier lagen we in onze vaartuigen en zagen het licht naar ons knipperen vanuit de duisternis onder de gloed van de brandende stad. We stopten met rondcirkelen en gingen richting de kust.

Vuur vanaf de kust

Toen we nog ongeveer driehonderd meter uit de kust waren, openden enkele 20-mm kanonnen ergens aan de linkerkant het vuur. De rode strepen van de lichtspoormunitie suisden en knalden op een paar meter boven het vaartuig. We voelden ons als Aunt Sally op de kermis, met onze hoofden boven de zijkanten van de L.C.A. uitstekend terwijl we tuurden naar de omtrekken van de landingsplaats die dichterbij kwam. Machinegeweren voegden zich bij het kanonvuur vanaf de linkerkant, maar ook zij schoten te hoog. Een L.C.A. is ‘s nachts min of meer onzichtbaar vanaf de kust, het enige teken van zijn aanwezigheid is het wit van het water waar de stompe boeg zich een weg naar voren baant. De kanonnen aan de wal mikten ongetwijfeld op ongeveer het normale dekniveau, in de hoop slachtoffers te maken onder het marinepersoneel dat de vaartuigen bemande, maar omdat wij laag in het water lagen, gingen de kogels voor het grootste deel over ons heen.

In de laatste fase van de tocht naar de kust was het vuur tamelijk hevig, want de mensen aan de wal hadden nu beseft dat ons spervuur inderdaad was opgehouden en dat we op weg waren. Ze slaagden er uiteindelijk in twee L.C.A.’s tot zinken te brengen op een paar meter van de kust en enige verliezen toe te brengen aan de bemanning.

Terwijl ik samen met McVeigh, die altijd blij was om uit welke boot dan ook te komen, aan wal klauterde op het glibberige metselwerk van de pier, zagen we het lint, volgden het door de palen en hoorden de opgewekte stem van luitenant Harry Hargreaves, de Signal man van de marine en bomexpert, die riep terwijl we allemaal de dijk op moesten gaan in zijn richting: “Let op het licht, jongens, let op het licht. De oude garde kun je niet verslaan, hè?” Harry was al eerder bij No. 4 geweest, bij Lofoten en Dieppe.

Het was nu 06.30 uur en het bruggenhoofd was gevestigd. Snelheid was nu essentieel, want het initiatief lag bij ons. We ontmoetten geen tegenstand terwijl we ons haastten door de halfduistere straten, hoewel het griezelig was om schimmige figuren de straten te zien oversteken zonder te weten of het Nederlandse burgers waren die een schuilplaats zochten, of Duitsers.

Terwijl we verder renden, ons een weg banend door de schemerige straten, ging iedere man waarschijnlijk in gedachten de details van de route na zoals we die allemaal uit het hoofd hadden geleerd van de luchtfoto’s. Voorop ging Peter Mercer-Wilson’s oude sectie onder zijn nieuwe leider Nick Barrass, een lange, rustig sprekende politieman, die voor Gateshead had gevoetbald.

Hij was op een moeilijk moment bij ons gekomen, net voordat de grote opmars door Frankrijk was begonnen, dus het was pas tijdens de training voor deze Vlissingse operatie dat we hem echt hadden leren kennen. Nu hij en zijn sectie zich haastten naar onze doelen, duidde een enorme dreun van tijd tot tijd op een verdwaalde “korte” van de artillerie, terwijl brokken huis vaak simpelweg instortten als gevolg van de trillingen van de explosies.

Vermijden van vijandelijke posities

Tijdens de briefing voor de klus hadden we afgesproken dat we onder geen beding vijanden zouden aanvallen onderweg door de stad, tenzij ze zich rechtstreeks tussen ons en onze doelen bevonden. Dus toen we plotseling onder salvo na salvo machinegeweervuur kwamen te liggen vanaf de linkerkant, dat twee man uitschakelde, braken we scherp uit naar rechts in de dekking van huizen en winkels, zodat we ons een weg konden banen naar de doelen vanaf de landzijde.

Ik wierp een blik op mijn horloge. Er waren slechts een minuut of tien verstreken sinds we het landingsgebied hadden verlaten. Nick’s doel lag nu links voor ons, terwijl het mijne, een rij barakken, rechts lag. Mijn sectie sloeg zonder een pauze af, en toen we passeerden, hief Nick zijn arm op in een zwaai.

“Veel geluk, Mac,” zei hij. Ik zwaaide terug terwijl ik voorbij rende. Nick en zijn mannen forceerden een toegang tot hun huizenblok en begonnen het te zuiveren, snel werkend van kamer naar kamer naar boven. Bijna bovenaan was een wenteltrap, Nick en sergeant Fraser baanden zich een weg omhoog, elkaar zo goed mogelijk dekkend tijdens hun opmars. Ze waren ongeveer twee derde van de trap op, met Fraser voorop en Nick die hem dekte vanaf de bocht in de trap onder hem. Hij zat daar gebukt, onder het niveau van een raampje en kon de scherpschutter in de verdieping erboven in het huis aan de overkant niet zien. De afstand was niet erg groot en Nick werd op slag gedood.

Bij de Marine barakken

Ondertussen gingen wij op weg naar onze barakken aan de zeekant, met McVeigh als een opgewonden terriër voorop. We renden een steegje in, aan de voet waarvan we een rij kleine huisjes vonden. Daarachter was de achterkant van wat een garage leek te zijn, die zeer dicht bij de barakken lag.

In de achtermuur van deze garage zat een gat, dat McVeigh snel vergrootte. Een voor een zwaaide de voorhoede de duisternis van het gebouw zelf in.

De andere muren waren van hout en gammel, evenals de deur die op een kier stond. De voorste man bereikte de deur en liep bijna tegen een groep Duitse soldaten op naast de blinde muur van een bunker. De Duitsers in de garage openden onmiddellijk het vuur. Ik kwam net door het gat aan de achterkant, overzag de situatie en brulde: “direct weer naar buiten.”

Heldendaad van Donkin

Het was op dat moment dat de oude Donkin in actie kwam. Als 41-jarige was hij het oudste lid van het Commando. Een voormalig mijnwerker en veteraan, vader van negen kinderen met een tiende op komst. Hij sprong in de deuropening en nam een stevige positie in, zijn gedrongen gestalte in evenwicht op zijn licht gebogen benen.
Met precisie begon hij zijn Thompson te hanteren, methodisch vurend van links naar rechts op de ongeveer vijftien Duitsers die hij bij de betonnen bunker kon waarnemen. Net toen hij het einde van zijn zwaai bereikte en aan zijn terugkeer begon, vuurde een vijand aan de linkerzijde – die hij aanvankelijk over het hoofd had gezien – een snel schot af. De kogel trof Donkin recht in de keel, waardoor hij op slag het leven liet.

Reactie van McVeigh

McVeigh stond naast de Duitse soldaat, gewapend met een geweer. Hij aarzelde geen moment, richtte nauwkeurig en haalde de trekker over. De kogel miste zijn doel niet. Terwijl de Duitser levenloos ineenzakte, draaide McVeigh zich om en sprintte door de verlaten garage. Hij dook door het gat in de muur en haastte zich naar buiten, de steeg in, waar wij zenuwachtig op hem stonden te wachten.

Het tempo werd nu nog hoger. De vijand wist precies waar we waren, en als ze georganiseerd waren konden ze vuur op ons neer laten komen vanuit de verschillende posities tussen de gebouwen om ons heen. We konden ons niet veroorloven het initiatief te verliezen.

Tussen ons en de barakken stonden een aantal schuurtjes en bijgebouwen. We klommen op de muur, en met sergeant Miles voorop, renden we over de versplinterde en verrotte pannen van de schuurdaken. Tweemaal zakte ik onderweg door de pannen, om zwetend en vechtend tussen de balken te blijven steken, voordat ik eindelijk het steegje aan de andere kant bereikte.

Vanuit dit steegje stormden we de barakken binnen op kelderniveau, en terwijl sergeant Miles en zijn sectie de kelder hielden en verkenden, stormden McVeigh’s mannen naar boven door het gebouw, elke kamer zuiverend. Ik ging met McVeigh mee. Elke kamer werd op dezelfde manier aangepakt. Terwijl de ene man de deur intrapte en naar de verste kant van de kamer sprong, stond zijn partner schuin over de gang en dekte de deuropening. Gevangenen werden naar sergeant Miles gestuurd.

We pauzeerden op de derde verdieping, terwijl McVeigh het zweet van zijn voorhoofd veegde. “Ik vin’ deze plek nie’ leuk,” siste hij.

“Ik vind ‘m ook niet geweldig,” antwoordde ik, “maar we kunnen ‘m beter afmaken, dan kunnen we ons organiseren.” McVeigh gromde en liep langzaam de gang door, die scherp naar links boog. Hij drukte zich dicht tegen de linkermuur, terwijl ik dicht tegen de muur aan mijn rechterkant hurkte en zijn opmars zo goed mogelijk dekte.

Toen hij de bocht naderde, aarzelde hij. Van buiten hoorde hij nog steeds de geluiden van de strijd in de stad en de verderaf gelegen explosies van het spervuur. Uit andere delen van het gebouw kon hij zijn kameraden horen terwijl ze deuren openbraken, het plotselinge geschreeuw, en de incidentele schoten. Toen, met een tinteling over zijn hele rug, hoorde hij nog iets anders: een sluipend, glijdend geluid uit de gang voor hem. Hij stond even versteend, omdat het geluid zo dichtbij leek. Toen verscheen er, tot zijn ontzetting terwijl hij tegen de muur drukte, een bajonetpunt. Hij hield zijn adem in. De bajonet kroop centimeter voor centimeter naar voren terwijl de Duitser dichterbij schuifelde. McVeigh realiseerde zich dat een rechtshandige man die van de andere kant door de gang kwam het geweer tegen de muur zou hebben en het onmogelijk zou kunnen hanteren zonder dat hij in het midden van de gang zou springen

Geluidloos zakte hij op één knie, zijn eigen geweer teruggetrokken voor de stoot. Dat zou mij ook een mogelijk schot geven als de Duitser opzij zou springen.

Centimeter voor centimeter verscheen er meer van de vijandelijke bajonet, toen leek hij een moment te aarzelen en met een grom smeet McVeigh zijn eigen wapen op het andere, duwde het weg van de muur en sprong naar voren, vurend terwijl hij stak, terwijl ik van mijn positie aan de andere kant van de gang naar voren stormde.

Het geluid van het schot weerkaatste in de besloten ruimte, en met onze oren nog suizend staarden we neer op de man op de grond.

“Ik zei dat ik de verdomde plaats niet mocht,” zei McVeigh.

“Het jaagt me echt de stuipen op het lijf,” en hij veegde zijn hand over zijn glinsterende voorhoofd.

Opruiming en verdediging

We maakten de resterende kamers in ons deel van het gebouw af en keerden terug naar sergeant Miles, die had ontdekt dat er een tunnel was die over de hele lengte van de boulevard liep. Deze tunnel had talrijke openingen naar de boulevard zelf, die over de gehele lengte werd bestreken door een machinegeweerpositie aan de rechterkant. Aangezien de voorkant van de huizen was afgesloten om één massief front te vormen, was het voor ons onmogelijk om naar de zeezijde te komen zonder een zittend doelwit voor de machinegeweerschutter te vormen. Het was ook mogelijk voor een vijand om langs de zeezijde te komen zonder dat wij het wisten, achter ons te glippen en ons kleine groepje af te snijden van de rest. Dat betekende dat we bij elk van de openingen een man zouden moeten achterlaten terwijl we verder gingen. Dit deden we een tijdlang, maar het was een traag en slopend proces.

Strategie en confrontatie

Ik greep de oudste van de gevangenen en zei hem dat hij zijn vrienden moest gaan vertellen dat ze zich moesten overgeven. Na een zekere aarzeling stemde hij tamelijk aarzelend toe. McVeigh, die ongeduldig naast me had gestaan, viel toen in:

“Wat is d’r aan de ‘and, Sir? Wat zegt ie?”

“Hij zegt dat hij ze gaat vertellen dat ze moeten inpakken.”

“Goed. Ik zal zorgen dat ie ‘t ook doet.”

En voordat iemand nog iets kon zeggen, had de agressieve McVeigh zijn geweer in de rug van de man geramd en drong hem in de richting van de deuropening van het volgende huis. Ze verdwenen. De minuten kropen voorbij. Ik begon me zorgen te maken. Ze konden McVeigh net zo goed in een of andere donkere hoek hebben neergeslagen, en de gevangene zou dan vrij zijn om ze te vertellen dat er maar ongeveer acht man buiten stonden. Ik wenste dat we de anderen niet bij de tunnelingangen hadden moeten achterlaten.

Net toen ik begon te wanhopen, verscheen McVeigh weer, zo’n vijftig meter verderop, en schreeuwde: “Hier komen ze, Sir!” en een rij schuifelende figuren strompelde de huizen uit. Vijfenzeventig man sjokte voorbij, handen op het hoofd geklemd, met een triomfantelijke McVeigh als achterhoede.

Dit bracht ons tot op vijftig meter van het einde van de barakken, dus toen we de volgende keer onder vuur kwamen te liggen, bracht ik de acht man in de kelder van het gebouw. Vanaf de verdieping erboven was er een goed schootsveld voor de Bren. We installeerden ons en stuurden een bericht terug om verslag uit te brengen over de situatie.

Het bleek dat 5 troop, die ons eigenlijk had moeten steunen, zelf in een gevecht verwikkeld was geraakt en niet kon doorkomen. Ons werd dus bevolen onze huidige positie te behouden. Elders verliep de strijd blijkbaar net zo goed als bij ons. Alle eerste doelen waren volgens schema bereikt, en hoewel de gevechten hevig waren, hadden we nog steeds het voordeel.

In de kelder, die dienst deed als stal, organiseerden we onze verdediging. De Bren had een goed schootsveld naar de achterkant van de kazerne, maar de andere kant was een probleem. Aan het einde van de kazerne, nog een vijftigtal meter verderop, was de machinegeweerpositie nog steeds actief, en we konden er niet bij komen. We konden er ook geen effectief toezicht op houden, omdat we geen toegang hadden tot de voorkant, behalve waar granaatinslagen gaten in de buitenmuur van de huizen hadden geslagen. Er was zo’n gat in ons huis, net op de begane grond. Ik besprak het met McVeigh.

“Als wij in de machinegeweerpositie zaten en zij hier, wat zou jij dan doen?” Zwarte ogen keken op van onder ruige wenkbrauwen. “Ik zou iemand langs sturen om ze op te schudden met granaten.”

“Dat zullen zij ook doen.”

McVeigh knikte. “En de lui naast de deur zullen ze vertellen waar we zijn.” Samen werkten we een plan uit.

Het gat in de muur gaf toegang tot een tamelijk grote kamer, die een deur had die uitkwam op een kleine overloop, die op zijn beurt weer deuren had die naar andere kamers leidden. De deur naar de overloop had een kapot paneel. We besloten de voorkamer leeg te laten, de deur te sluiten, en sergeant Sutherland op een stoel op de overloop te laten zitten met een Thompson, kijkend naar het gat in de buitenmuur door het gat in het paneel van de deur van de overloop. Hem daar achterlatend gingen we toen naar beneden, waar we luidruchtig aan de slag gingen met het plaatsen van de strobalen als een barricade.

Afweren van de vijand

Boven ons zittend hield Sutherland zwijgend zijn ogen gericht op het gat in de voormuur. Hij hoefde niet lang te wachten. Een paar laarzen glipte snel langs het gat, kwam toen na een ogenblik terug. Weer een pauze terwijl de Duitser ongetwijfeld alles bekeek wat hij vanuit een veilige hoek van de lege kamer kon zien, om zich vervolgens waarschijnlijk te verheugen over de domheid van de aanvallers, hij bukte en begon het vertrek in te glijden. Op dit punt dacht Sutherland dat het ver genoeg was gegaan en gaf hem vrijwel een hele tommy mag, die hem in één klap terug door het gat slingerde. We stormden naar boven van beneden, en McVeigh bekeek de scène met voldoening.

“Goed gedaan, ‘aggis,” zei hij, “‘ij ligt d’r ‘andig bij ook. Als er nog iemand naar binnen wil, zullen ze ’em eerst opzij moeten schuiven.”

We gingen weer naar beneden, waar we de anderen zich zagen installeren voor een bakkie, afgezien van de uitkijkposten. Toombs zat kalm zijn geweer schoon te maken op een baal stro. Ik stopte voor hem. “Gelukkige verjaardag, Toombs?” vroeg ik. “Verdraaid,” zei hij, “dat was ik vergeten.” Hij peinsde even. Toen grijnsde hij. “Het mooiste was dat ik jou in dat dak zag zitten.”

Verdediging van Vlissingen

Wat ons betreft verliep de rest van de dag zonder veel opwinding, maar in andere delen van de stad, vooral in de buurt van de twee wegkruisingen, werd min of meer de hele dag gevochten, waarbij onze machinegeweersecties stand hielden tegen felle tegenaanvallen terwijl de vijand probeerde degenen die in het oude deel van de stad waren ingesloten te hulp te komen.

In de late middag kwam Alastair Thorburn met 1 troop van het landingsgebied, waar zij het bruggenhoofd hadden gevestigd, door onze stellingen en begon op te rukken naar het Duitse verdedigingspunt voorbij het einde van de kazerne.

Afwachten tot de volgende ochtend

Toen de duisternis viel, besloten we tot de volgende ochtend te wachten. De opvolgende troepen waren nu in groten getale aan land gekomen en zouden de volgende dag doorzetten naar het nieuwe deel van de stad en naar de Duitse batterijen aan de rand.

De volgende ochtend hield het verdedigingspunt nog steeds koppig stand. Het was goed gelegen tegen een aanval over land. Maar we hadden de eerste luchtsteun in de vorm van Typhoons met raketten die boven ons cirkelden, en binnen enkele minuten nadat ze waren opgeroepen doken deze neer op de vijandelijke positie in een serie angstaanjagende aanvallen. We gingen achterover liggen en keken toe. Na zeer korte tijd verscheen een witte vlag, waarna drie zeer aangeslagen officieren en vierenvijftig even aangeslagen mannen naar buiten kwamen en zich overgaven. Verderop op de andere flank had Jack Wilson met 2 troop het hele verre einde van de stad, een soort schiereiland van dokken en haveninstallaties, gezuiverd, zodat het hele oude deel van de stad nu volledig van de vijand was gezuiverd.

Opruiming van de landingsgebieden

In het landingsgebied was Harry Hargreaves druk bezig geweest met het opblazen van de strandhindernissen en het opruimen van het hele gebied van mijnen en boobytraps. Van de pier waarop we waren geland haalde hij honderden mijnen die tussen de palen en tussen het metselwerk waren geplaatst. Als de voorste man een voet of zo naar de ene of de andere kant zijn weg omhoog had getast, zou hij zijn gedood. Puur toeval – de hand van God – wat je maar wilt, had hem veilig doorheen geloodst, en de hele eenheid was in zijn voetsporen gevolgd.

Vertrek en verdere mars

De volgende dag verlieten we Vlissingen, staken de bres in de dijk over en baanden ons een weg langs de duinen naar Zouteland, waar we overnachtten voordat we de volgende dag naar Domburg gingen. Er was tegen die tijd geen vijandelijk verzet meer op het eiland, behalve helemaal in het noorden, en ons werd verteld dat we zouden doorstoten naar 41 Marine Commando in de richting van de laatste plaats die nog in vijandelijke handen was, Vrouwenpolder.