Verslag No.4 Commando door Lt. K.G. Wright

Inleiding

De onderstaande tekst is gebaseerd op een officieel document vermoedelijk opgesteld door Lieutenant K.G. Wright (IO), de inlichtingenofficier van het No. 4 Commando. Het is vertaald vanuit het Engels en herschreven naar het Nederlands. De inhoud is vrijwel gelijk aan de Engelse tekst. Voor de leesbaarheid zijn er koppen toegevoegd en afbeeldingen. De informatie op deze pagina is niet in zijn geheel opgenomen in mijn boekje "Operation Infatuate, de aanval op Vlissingen".

Oktober 1944

Begin oktober 1944 was een groot deel van België al in handen van de geallieerden. De opmars richting Duitsland verliep deels door het noordelijk deel van België. Het gebied onder de lijn Antwerpen – Tilburg – Arnhem tot aan de Duitse grens richting Luxemburg was bevrijd van de Duitsers.

Zoals bij elke militaire operatie is het van groot belang dat de troepen aan het front bevoorraad blijven. Nu de geallieerde troepen zo ver van de bevoorradingshavens verwijderd raakten, dreigde de snelle opmars in gevaar te komen. Daarom was het van groot belang dat de haven van Antwerpen als bevoorradingshaven in gebruik genomen zou worden.

Het eiland Walcheren was nog in Duitse handen. Hitler had al vroeg in de oorlog het strategische belang van Walcheren ingezien, met name van Vlissingen en het duingebied. Walcheren zou worden omgevormd tot een onneembare vesting.

Voordat Antwerpen zijn rol als bevoorradingshaven kon vervullen, moest Walcheren eerst van Duitse tegenstand worden gezuiverd.

Het eerste plan

Terwijl het laatste deel van Zeeuws-Vlaanderen nog bevrijd moest worden, arriveerden de manschappen van het No4 Commando vanuit Engeland in België. Zij zouden samen met de Royal Marines Commando’s eenheden 41, 47 en 48 worden samengevoegd tot de No4 Special Service Brigade.

Ondanks de strikte geheimhouding werd al snel duidelijk dat het eiland Walcheren het doelwit zou worden. De eenheden trainden gezamenlijk voor een grootschalige aanval op Walcheren, waarbij alle eenheden gelijktijdig zouden worden ingezet. Er gingen geruchten dat de omvangrijke invasie op de stranden van Normandië zou worden herhaald, maar dan op nog grotere schaal, nu op de kust van Walcheren.

Gedurende de weken van oktober 1944 werd het aanvalsplan voortdurend door de hogere legerleiding besproken en waar nodig bijgesteld. Elke keer als er nieuwe informatie binnenkwam over de situatie op Walcheren, werd deze in de plannen verwerkt, wat tot nieuwe aanpassingen leidde. Daarnaast oefenden de manschappen ook met nieuw materieel dat ingezet zou gaan worden.

Uiteindelijk werd op 30 oktober het gebied rond Den Haan (een kustplaats tussen Knokke en Oostende) ingericht als basis voor alle troepen. Een ruime omgeving werd met prikkeldraad afgezet en alle inwoners van het gebied moesten elders onderdak zoeken. Geheimhouding van de plannen was van het grootste belang.

Nu brak het moment aan waarop er een briefing plaatsvond om de officieren in te lichten over wat er te gebeuren stond.

Lees het verslag van de operatie Infatuate en de aanval op Vlissingen door No.4 Commando in oktober 1944. Ontdek de strategische details en landingsplannen.

Briefing

Het eerste plan omvatte een massale landing van de volledige No4 Special Service Brigade, gericht op de plek waar een dijkdoorbraak had plaatsgevonden bij Westkapelle.  Vandaaruit zouden de commando’s zich in de richting van Domburg en Vlissingen verplaatsen. Gevolgd door een Canadese Infanteriebrigade.

De rol die het No4 commando zou hebben binnen dit plan stond nog niet helemaal vast. Eerst was het de bedoeling dat het No4 commando als reserve zou worden ingezet, daarna zou het twee uur na de landing de 47 en 48 Royal Marines volgen richting Vlissingen. Een andere opzet van het plan was dat de helft van het No4 Commando direct bij de landing ingezet zou worden en het zuidelijke deel van de duinen in moest nemen. Daarna gingen ze samen met de andere helft van het No4 Commando richting Vlissingen. Uiteindelijk nam men de beslissing dat het No4 Commando als eerste de aanval op het dijkgat bij Westkapelle ten uitvoer zou brengen.

Toch stond ook dit plan nog niet in steen gegraveerd.

Wel zeker was dat de operatie uitgevoerd door het No4 Commando gedaan zou worden door middel van L.V.T.’s, die op hun beurt afkomstig waren uit L.C.T.’s.  Het stond namelijk vast dat L.C.A.’s niet inzetbaar waren bij de onstuimige zee rond de punt van Westkapelle. De L.C.T.’s hadden de opdracht om door het dijkgat te varen en daar de L.V.T.’s met de commando’s zo dicht mogelijk bij de duinrand te lossen.

Het hele plan was ontstaan doordat de RAF de duinen bij Westkapelle, de dijk bij Veere en die van Vlissingen had gebombardeerd. Met als doel een bres te doen ontstaan en zo het achterliggende land onder water te zetten. Dit had als gevolg dat letterlijk het grootste deel van Walcheren onder water kwam te staan.

Oudere Duitse officieren vertelden na hun gevangenneming dat ze ervan overtuigd zijn dat zij zonder het water nooit verslagen hadden kunnen worden.  

Halverwege oktober 1944 ontstond er een nieuw plan, waarbij de mogelijkheid van een tweede landing werd besproken. Bij Vlissingen zou, naast die bij Westkapelle, ook een landing worden uitgevoerd. Deze landing zou worden uitgevoerd door de 47 Royal Marines, direct gevolgd door het No4 Commando.

Dit plan kon alleen ten uitvoer worden gebracht als de RAF voorafgaand aan de landing een vernietigend bombardement op de stad zou uitvoeren. Het bombardement moest de weerstand van de Duitse troepen tot het minimum reduceren.

Dit uiteindelijke plan wat besproken werd met alle betrokken troepen, was een combinatie van alle voorgaande plannen. Uit de manier waarop het gebracht werd bleek dat het hele plan nog met losse draadjes aan elkaar zat. Niet iets wat een commando graag hoort bij het uitvoeren van een cruciale en gevaarlijke opdracht.

Na langdurig overleg werd tegen het eind van oktober duidelijk welke eenheid welke taak toebedeeld kreeg. Alles wat gedaan moest worden om het plan te doen slagen werd gedaan, tot volle tevredenheid van alle eenheden. Nu was alles duidelijk – geen open eindjes.

Het No4 commando kreeg te horen dat hun eerdere taak kwam te vervallen en dat ze nu als eerste een voet op Vlissingse bodem zouden zetten. Een directe commandoaanval in de vroege ochtend van 1 november 1944.

Landingsplaats

Het werd nu van essentieel belang om de kustlijn en de stad Vlissingen nauwkeurig te bestuderen. Het No4 Commando kreeg de opdracht om een geschikte locatie te vinden waar ze onopgemerkt aan land konden gaan. Er waren niet veel geschikte plekken in Vlissingen om de eerste groep commando’s af te zetten, gevolgd door de aanvalstroepen.

De meest voor de hand liggende landingsplaats was het strand voor Hotel Britannia. Het was een breed strand, maar zwaar beveiligd. Bovendien had deze locatie alle denkbare nadelen. Het strand liep flauw op naar de boulevard en de commando’s zouden zowel voor als achter zich water hebben: de zee aan de ene kant en het onder water gezette land aan de andere kant.

Mocht het al lukken om de boulevard te bereiken, dan zou de aanval verder moeten gaan via deze smalle weg richting de stad. Deze route was bezaaid met een groot aantal verdedigingspunten. Verre van ideaal dus.

Meer naar het oosten liep de steile boulevardmuur door tot aan de ingang van de Koopmanshaven. Het was overduidelijk dat de aanval hier niet kon plaatsvinden.

Nog verder oostwaarts lag een gebied met daarin een karakteristiek bouwwerk, de Oranjemolen. Net voorbij deze molen bevond zich vroeger een toegang tot een haven, de Oosterhaven.

 

Landing plaats


Bij het bestuderen van foto’s werd duidelijk dat het strand hier geleidelijk opliep tot aan een soort dijk. Aan weerszijden van deze voormalige haven staken golfbrekers ver de zee in. Een van deze golfbrekers liep door tot op de dijk en was voorzien van loopplanken. Het voordeel van deze locatie was dat de dijk direct aansloot op het gebied waar de molen stond.

Net voorbij deze haven en het strand lag nog een strand. Hier waren de terugtrekkende Duitse troepen vanuit Zeeuws-Vlaanderen aangekomen. Het probleem met dit strand was de smalle toegangsweg naar de stad, wat deze plek zeer ongunstig maakte.

Nog verder naar het oosten was geen optie. Dat zou de commando’s aan de verkeerde kant van de stad brengen.

Uiteindelijk bleek het strand bij de Oosterhaven de meest geschikte landingsplek te zijn.



Bestuderen van de landingsplek

De luchtfoto’s van Vlissingen werden uiterst zorgvuldig bestudeerd. Het was van groot belang om vast te stellen of de eerste groep commando’s in staat zou zijn het landingsstrand te bereiken. De inham voor de voormalige haveningang, gelegen tussen de twee paalhoofden, was voorzien van anti-landingspalen. Daarnaast bestond er onzekerheid over de steilheid van de dijk bij de Oranjemolen. De ondervraagde loodsen met ervaring op de Westerschelde spraken elkaar op dit punt tegen.

Over het strandje waren de loodsen echter eenduidiger. Bij laag water was het modderig, maar vlak.


Uncle beach

De commando’s zouden zeker aan land gaan bij afgaand water.

De luchtfoto’s leverden niet de gewenste informatie op. Ze bevatten ofwel onvoldoende details, ofwel waren ze vanuit een verkeerde hoek gemaakt. Tot kort voor de landing wist de aanvalsgroep niet precies waar ze aan land zouden gaan.

Wel werd besloten om de Oosterhaven te gebruiken voor de aanvalstroepen en de bevoorrading van de manschappen.

Van onschatbare waarde bij het verstrekken van informatie was de voormalige politieagent Van Nahuijs. Tot september was hij de verbindingspersoon tussen de Vlissingse politie en de Duitsers, en tegelijkertijd lid van het verzet.

Hij was de enige die wist te melden dat de achterzijde van het strand als vuilstortplaats werd gebruikt. Dit had als gunstig effect dat de ondergrond stevig genoeg was om voertuigen aan land te laten komen, zodra ze op het strand werden afgezet.

Op de luchtfoto’s was duidelijk te zien dat er achter de Oranjemolen een steile muur liep, aan de stadskant, parallel aan de weg achter de dijk. Opvallend genoeg bleek geen van de twintig ondervraagde voormalige Vlissingers zich dit te kunnen herinneren.