Het aantal vliegbewegingen boven Walcheren van geallieerde vliegtuigen nam drastisch toe gedurende 1943.
In formaties van honderdtallen kwamen zij hoog overgevlogen in oostelijke, op de terugtocht in westelijke richting, waarbij de vensterruiten van woonhuizen en gebouwen mee trilden vanwege het massale vliegtuigmotor-gedaver.
Vaak werden er dan door het Duitse luchtdoelgeschut vliegtuigen aan-of neergeschoten.
Tijdens het schieten zag ik vanuit een droge sloot, waarin ik dekking had gezocht, dat het staartgedeelte van één van de vliegtuigen werd afgeschoten.
Het toestel vloog ogenschijnlijk ongehinderd verder tot ik het uit het oog verloor.
De staart kwam buitelend naar beneden en plofte ongeveer 3 kilometer verderop in een weiland neer. Na enige tijd lopen en zoeken kwam het staartgedeelte in zicht, omgeven door Duitse militairen, waardoor ik niet dichterbij kon komen.
De volgende dag ben ik teruggegaan om de zaak rustig te kunnen bekijken.
Er hing een merkwaardige geur in en rond het wrak; als uit een andere onbekende wereld.
Tussen de gedeeltelijk verbogen en afgescheurde huidplaten van het rompgedeelte was een wirwar van dunne staalkabels, kunststofkatrollen, verbogen aluminium pijpleidingen, waar de olie nog uitdrupte, opschriften met namen en nummers in een voor mij onbekende taal geschreven.
De vliegtuigbewapening was klaarblijkelijk al door Duitse militairen verwijderd. Ik heb nog een katrolletje weten los te wrikken, dat al gedeeltelijk was losgescheurd en meegenomen (gevangen, dus).
Een ander voor ons nog onbegrijpelijke verschijnsel was de dunne lange stroken zilverpapier die in verschillende breedten, massaal en regelmatig door vliegtuigen werden afgeworpen.
Pas na de oorlog werd dit bekend, dat dit tot doel had, de Duitse radar te storen en te misleiden.
Het hoofdkwartier en de meldcentrale bevonden zich in de duinen bij Vlissingen, waar de meetgegevens van radarposten op Walcheren omtrent naderende vijandelijke vliegtuigen werden gemeld, onder andere aan de vliegbasis Volkel, waar Duitse nachtjagers waren gestationeerd om geallieerde vliegtuigen, richting Duitsland, te kunnen bestrijden.