Het ouderlijk huis in de Verkuyl Quakkelaarstraat.
Ondanks een nooddijk die was aangelegd tussen de Keersluis en de watertoren kwam tijdens springtij toch water bij ons binnen, voor een niet onbelangrijk deel door rioleringssysteem, hetgeen de zuiverheid van het water bepaald niet de goede kwam.
De kachel waarvoor ik inmiddels brandstof bijeen had gesprokkeld, was op een verhoging van bakstenen geplaatst en zodoende tegen water beschermd.
Water in huis duurde enkele uren. Die tijd moest worden doorgebracht op bed, stoel of tafel.
Zodra het water weer weg was kwam er voor moeder veel extra werk: ongeveer 40 emmers modderwater van de vloeren scheppen, vervolgens met schaarse schoonmaakmiddelen schrobben en droog dweilen.
Op een nacht kwam het water zelfs zo hoog in huis, dat de met kapok gevulde matrassen nat werden. Wakker geworden stak ik vervolgens mijn hand buiten het bed. Die plonste in het water.
Op het zelfde moment vroeg moeder vanuit haar bed of het water ook al bij ons was.
Met een bevestigend antwoord besefte mijn ouders dat zij iets moesten gaan ondernemen.
Vader was al aangekleed en droeg ons één voor één op zijn rug het huis uit naar de bovenburen, nadat hij eerst door op de deur te bonken, aan te bellen en te roepen de bovenburen had gewekt. “help ons, we verzuipend hier als ratten”, riep hij. De deur werd geopend en we werden gastvrij ontvangen. Overdag speelden zich Venetiaanse taferelen af. Hulpverleners in motorsloepen voeren door de straat. Nadat het water weer was gezakt begon de schoonmaak weer van voren af aan. Ondanks veel improvisatie bleven onze matrassen vochtig en moesten we noodgedwongen gebruik van blijven maken.
Tekst en afbeelding : Cees van der Burght – De oorlog die geen einde nam –
Afbeelding afkomstig uit het gemeentearchief Vlissingen